door Hans Bouwman
De volkstuinvereniging is niet meer te vergelijken met die van een kleine 100 jaar geleden toen de landelijke organisatie (nu AVVN samen natuurlijk tuinieren) vooral werd opgericht om het politieke besluitvormingsproces betreffende volkstuinders te kunnen beïnvloeden. In de jaren na de Eerste Wereldoorlog speelt vooral de lokale voedselvoorziening, het zelf produceren van voedsel, een rol. In de jaren vijftig wordt het verblijven in een volkstuin steeds belangrijker en in de jaren zeventig begint het natuurlijk tuinieren op te komen. De laatste jaren is het aspect voedsel weer aan het terugkomen; mensen die voor zichzelf en hun gezin gezond voedsel willen.
Verblijfsparken
Voedselzekerheid van volkstuinen is, zeker gezien de huidige geopolitieke situatie een onderwerp dat speelt. Stel dat op een gegeven moment voedsel niet meer of minder beschikbaar is. Kunnen volkstuinen daar dan een rol in spelen?
‘Ja, maar dat is nu nog te beperkt’, zegt Pancras Pouw, voorzitter van AVVN. ‘Dat komt omdat een deel van de volkstuinen binnen AVVN zogenaamde verblijfsparken zijn. Dat is semirecreatief en je ziet daar relatief weinig mensen die er nog een moestuin op nahouden. We hebben wel een aantal moestuinverenigingen en die kunnen redelijk bijdragen aan lokale voedselvoorziening. Er zijn in Nederland zo'n 1500 plekken die je zou kunnen aanmerken als volkstuin. Daarvan zijn er 700 verblijfstuinen en de rest is moestuin. Wil je geconcentreerd kunnen werken en acteren voor de voedselzekerheid, dan moet er nog heel veel gebeuren. Als ik dan naar de toekomst kijk, dan denk ik dat we daar aan kunnen werken.’
Voedselbos
Een fenomeen dat steeds meer opkomt en ook een rol kan spelen bij voedselzekerheid, is het voedselbos. ‘Maar daar zijn er nog maar een stuk of 50 van. Dat is niet zo veel. Een voedselbos is eigenlijk een ongelooflijk mooi fenomeen, maar dat duurt 10, 15 jaar voordat zoiets tot wasdom is gekomen. Daarna hoef je het bijna niet te onderhouden en zowel laag als hoog en middenhoog is er dan voldoende voedsel wat beschikbaar is.’
Bij volkstuinparken speelt volgens de AVVN-voorzitter mee dat de verblijfstuinen iedere keer onder druk komen te staan vanuit ruimtelijke ordening. ‘Niet in de omgevingswet zitten, niet in de omgevingsvisie opgenomen worden, semi-bewoning …; dan zie je dat overheden, ook lokale overheden, hun oog op de parken laten vallen op het moment dat ergens weer woningen gebouwd moeten worden en bedrijven moeten verhuizen, dan mogen die bedrijven wel naar dat soort plekken.’
Richtlijnen
De strategie van de AVVN is erop gericht om meer verankerd te worden in de omgevingswet en verankerd te worden in de omgevingsvisies. ‘Dat is heel simpel en relatief eenvoudig mogelijk als wij volkstuinparken in gaan richten aan de hand van Nederlandse en Europese wetgevingen en richtlijnen, met name op het gebied van groen, en we ons gaan richten naar de maatschappelijke richtlijnen, de SDG’s.’
SDG’s staat voor Sustainable Development Goals, zeventien doelen om van de wereld een betere plek te maken in 2030.
‘Een stuk of vijf zijn gebaseerd op groen. Als je je daar op richt, dan word je in een keer eigenlijk geaccepteerd, omdat je dan beantwoordt aan alles wat met groen te maken heeft en je dat goed doet. Dan kunnen ze je moeilijk verplaatsen.
Als je van een nieuw volkstuinpark, en ook van bestaande, een mix gaat maken van verblijfstuinen – want die staan altijd onder druk – moestuinen en voedselbossen,
dan word je in een keer van belang als een soort lokale hub; dan kun je namelijk voedselvoorzienend bezig zijn voor de omgeving.’
Lokale voedselhub
Belangrijk is volgens Pouw dat de waarde van volkstuinen goed in kaart wordt gebracht. Daarom heeft Naturalis, nationaal onderzoeksinstituut op het gebied van biodiversiteit, op verzoek van AVVN een onderzoek gehouden naar de waarde van volkstuinen. ‘Maar niet alleen in termen van: wat is de waarde in vierkante kilometers, maar ook wat is het sociaal en wat is het economisch waard? Wat is de cohesie met de omgeving?’
AVVN wil op basis van dat onderzoek bij nieuwe parken waar de vereniging bij betrokken is of bij bestaande parken erop aandringen dat zij zich waardevoller maken voor de samenleving. Onder andere door moestuinen en voedselbossen erbij te betrekken. ‘Dan krijg je ook veel meer productie en dan kun je zelfs als volkstuinpark een soort lokale voedselhub worden. Waarbij lokale boeren ook hun spullen aanbrengen en de tuinders op het park hun spullen leveren die je dan weer kunt aanbieden aan de omgeving. Dan beantwoord je ook aan wat de gemeenten vaak willen: dat volkstuinparken meer betrokken worden bij de totale omgeving waarbinnen ze acteren. Dus dat grijpt allemaal in elkaar en dat begint met loslaten hoe het was.’
Pouw beseft dat dat misschien nog wel het moeilijkste is. De mensen daarin meekrijgen is lastig, volgens de voorzitter. Een steun in de rug is het Nationaal Keurmerk Natuurlijk Tuinieren dat onder meer stuurt op biodiversiteit en cohesie.
De bedoeling is volgens Pouw dat er ook een geaccrediteerd keurmerk komt, dat beantwoordt aan de Europese en Nederlandse wetgeving (SDG’s). ‘Waardoor je aantoonbaar door de overheid geaccrediteerd bent en tegen een wethouder of tegen de gemeente kunt zeggen: kijk, wij beantwoorden aan jullie doelstellingen.’
Herwaarderen
Terug naar de voedselvoorziening en wat een volkstuinpark daarin kan betekenen. ‘Ik denk dat we daar een rol in móéten spelen. Zeker als je het hebt over onbespoten, gifvrij, vers, dicht bij huis, de schakel tussen groen en voedsel en bevolking, dan kunnen we daar met volkstuinparken een ongelooflijke rol in spelen. Maar we moeten onszelf herwaarderen, heruitvinden. Misschien is het wachten wel op een nieuwe generatie die daar meer fiducie in heeft.’