markus spiske moestuinbak

Teeltplan & combinatieteelt

Maak een indeling en een planning om de grond zo effectief mogelijk te benutten

markus-spiske-bk11wZwb9F4-unsplash

Vruchtwisseling en teeltplan

Voor de moestuin is een goede indeling onontbeerlijk om de grond zo goed mogelijk te benutten. Het beschikbare oppervlak moet allereerst zó ingedeeld worden dat elk gewas er zijn plek heeft. Daarbij zijn een aantal zaken belangrijk:

  • Houd rekening met zon en schaduw. Hogere gewassen moeten niet het licht wegnemen van de lagere. Om dit te voorkomen worden groentebedden vaak in noord-zuid richting aangelegd. En hou ook rekening met de plaatsing van verschillende groenten na elkaar.
  • Bepaalde kruiden kunnen op een schaduwrijk plekje, maar andere hebben beslist zon nodig. Dat laatste geldt ook voor de meeste groentegewassen.
  • Sommige gewassen kunnen langer op eenzelfde plek geteeld worden, zoals fruitbomen, maar ook houtachtige fruitgewassen als aalbessen, framboos, braam kunnen wel 10 jaar op dezelfde plek geteeld worden.
  • Daarnaast zijn er onder de groenten vaste planten die niet jaarlijks gezaaid hoeven te worden en ook langer op eenzelfde plek verbouwd kunnen worden: bijvoorbeeld rabarber, artisjok, asperge.

 

Het teeltplan

Voor het merendeel van de groenten geldt echter dat ze, voor een goede opbrengst en optimale gezondheid, het best jaarlijks via een roulatiesysteem van plek gewisseld moeten worden. Dit heet wisselteelt ofwel vruchtwisseling. Om dit te realiseren hanteer je een teeltplan. Hierin staat waar de verschillende groenten komen te staan en maak je een tijdschema waarin voor-, hoofd-, en nateelten genoteerd staan. Dit maakt het mogelijk om de grond zo intensief mogelijk te benutten.

Soms komt het de gezondheid van de gewassen ten goede, wanneer ze in bepaalde combinaties bij elkaar staan. Dat heet combinatieteelt. Ook dit wordt in het teeltplan opgenomen. Een goed teeltplan opstellen is niet eenvoudig. Maak het jezelf, zeker als beginnend moestuinder, niet al te moeilijk. Gaandeweg leer je steeds meer bij.

Waarom is vruchtwisseling belangrijk?

  • Op plekken waar steeds dezelfde soort planten geteeld worden, treedt op den duur bodemmoeheid op. Planten voeden zich met bepaalde stoffen uit de grond, die op een gegeven moment niet meer voorhanden zijn. Aardappels bijvoorbeeld nemen veel kalium op uit de grond, koolsoorten vragen nogal wat stikstof. Daardoor raakt de grond op een gegeven moment uitgeput en ontstaan gebreksziekten.
  • Ook kunnen de planten bepaalde remstoffen aan de grond afgeven, waardoor volgende teelten van een zelfde soort gewas niet meer gedijen
  • Er is een grotere kans op schimmels en bepaalde plaagdieren wanneer een gewas steeds weer op dezelfde plek groeit. Een voorbeeld is de aantasting door aaltjes (minuscule wormpjes in de bodem) bij meerdere groentesoorten of de schimmelaandoening knolvoet, die bij koolgewassen toe kan slaan.
  • De afwisseling van diep en ondiep wortelende gewassen komt ten goede aan de structuur van de bodem. De wortels maken de grond los zonder dat je hoeft te spitten. Hierdoor kunnen ook de grondlagen op hun plek blijven en kan het bodemleven zich optimaal ontwikkelen.

Indeling:
Voor vruchtwisseling worden de groenten ingedeeld in groepen van dezelfde familie die ongeveer dezelfde behoefte hebben qua bemesting. Er zijn verschillende indelingen naar gewassoorten mogelijk, vaak wordt een indeling van vier groepen gehanteerd. Maar regelmatig komen ook zes groepen voor. Hieronder staat een voorbeeld van zo’n indeling:

  • Nachtschade-achtigen (o.a. aardappels, tomaten, paprika)
  • Vlinderbloemigen (o.a. erwten, bonen, kapucijners)
  • Kruisbloemigen (o.a. allerlei kolen, maar ook radijs en meiknollen)
  • Overige zoals schermbloemigen (wortel, pastinaak) en komkommerachtigen (pompoen, courgette)

Deze vier groepen worden jaarlijks gerouleerd, door ze steeds een vak op te schuiven, zodat ze na vier jaar pas weer op hetzelfde stuk grond groeien. Nachtschade-achtigen volgen zo de vlinderbloemigen op, vlinderbloemigen worden geteeld na de kruisbloemigen, enz.

Omdat de gewassen van eenzelfde familie bij elkaar staan in een vak staan kun je ook gerichter bemesten. Kruisbloemigen vragen over het algemeen een stevige bemesting. Vlinderbloemigen daarentegen hebben veel minder nodig. Zij leven in samenwerking met bepaalde bacteriën, die stikstof uit de lucht binden en opgeslagen wordt in knolletjes op de wortels.

Groenten als maïs, maar ook bladgewassen (sla, andijvie, spinazie) zijn niet opgenomen in bovenstaand plan. Deze gewassen hebben in het algemeen minder last van problemen als bodemmoeheid, en kunnen daarom gebruikt worden om gaten in het teeltplan op te vullen.

Banner teeltplan.jpg

 

Combinatieteelt

In de natuur bestaan geen monoculturen. Allerlei planten staan kriskras door elkaar en dat is totaal geen probleem, sterker nog, ze gedijen prima in elkaars gezelschap.

Ook in de tuin kan het nuttig zijn om geen grote groepen planten van één soort bij elkaar te zetten, maar ze waar dit kan te combineren met andere soorten. Niet alleen levert dat mooie kleurige tuinen op, de planten blijven er ook gezonder bij. Een aantal redenen waarom dit zo is: 

  • Grotere groepen van verschillende planten trekken veel insecten aan, ook insecten die een natuurlijke vijand vormen voor andere beestjes en daardoor zorgen voor het in de hand houden van plagen.
  • Daarbij scheiden bepaalde planten stoffen af die weer gunstig zijn voor andere planten: stoffen die het bodemleven beïnvloeden (via de wortels), maar ook geurstoffen die plaagdieren weghouden bij andere planten.
  • Sommige vliegende plaaginsecten gaan niet op de geur af, maar herkennen de planten visueel. Door planten door elkaar neer te zetten vinden ze de planten van hun voorkeur minder goed en worden er dus ook minder eitjes afgezet.

In de tuin kun je natuurlijk nooit de diversiteit van de natuur evenaren, maar het is zeker mogelijk om gebruik te maken van de positieve werking van bepaalde plantencombinaties.

  • Enkele voorbeelden
    Wortels en uien worden van oudsher in elkaars buurt geteeld. Door de geur van de wortels zou de uienvlieg op afstand blijven. Om dit effect te bereiken moet overigens wel ongeveer vier keer zoveel uien als wortels geteeld worden! Bovendien werkt het alleen maar als de uien in hun groeiperiode zijn.
  • Afrikaantjes zijn bevorderlijk voor een gezond bodemleven: door afscheiding van stoffen via de wortels weren ze aaltjes uit de moestuin. Ook van Helenium en Echinops (kogeldistel) is deze werking tegen aaltjes aangetoond.
  • Zegekruid (Nicandra physalodes), een wat minder bekende eenjarige plant, is ook zo’n nuttige plant die ingezet kan worden tegen witte vlieg. Zaai deze daarom bijvoorbeeld tussen de boerenkool.
  • Oost-Indische kers kan goed werken als vangplant voor verschillende insecten. Wortelvlieg, wittevlieg, klein koolwitje en bladluis zoeken deze plant op en blijven daardoor van de groente af.